Huishoudtips van een huishoudhater

  1. Niemand ligt wakker van jouw huishouden, behalve jijzelf. En je moeder misschien. Maar op een dag gaat je moeder dood, en dat blijkt het totaal onbelangrijk te zijn geweest hoe goed zij haar huishouden onder controle had. 
  2. Het is totaal onbelangrijk hoe goed je je huishouden onder controle hebt. Het zegt niets fundamenteels over jou als persoon. 
  3. Als het vandaag niet goed lukt, is dat niet erg, want je krijgt morgen een herkansing. Overmorgen ook. En de dag erna. Herkansingen for all eternity. Tot je doodgaat. En dan hoeft het ook niet meer. 
  4. Strijken is zo jaren 90. Er is nog nooit iemand een beter mens geworden van een gladgestreken broek. 
  5. Rommel in huis betekent dat er geleefd wordt. De enige manier om een perfect huishouden te hebben, is stil in een hoekje gaan zitten, zo zacht mogelijk in en uit te ademen en niet te bewegen. Doe dat niet.
  6. Nette stapels in een kast zijn overroepen. Er is een reden dat kasten deuren hebben. Zo kunnen ze er netjes uitzien zonder netjes te zijn.
  7. Alles een vaste plek in huis geven is zonder twijfel het handigste. Maar als je dat niet kan, ben je geen mislukkeling. Hou op met jezelf te vervloeken omdat dingen geen vaste plek hebben. Die dingen worden daar niet ongelukkig van.
  8. Niemand is ooit gelukkig geworden van een net huis en een perfect huishouden. Tevreden wel. Maar niet gelukkig. 
  9. Je bent geen slecht mens als je vaatwas half uit- en weer inlaadt omdat het je niet lukt om de job tot een goed einde te brengen. Je bent geen slecht mens als je de was in de wasmachine vergeet en twee dagen later de wasmachine opnieuw moet opzetten. Je bent geen slecht mens als je de droogkast gebruikt omdat je geen zin/tijd/moed hebt om alles netjes op te hangen. Je bent geen slecht mens als je eens iets van plastic of papier in de restafvalzak gooit. 
  10. Je bent geen slecht mens als je dingen uitstelt tot morgen omdat het vandaag niet meer gaat. De ene dag geef je een cadeautje aan je toekomstige zelf. De andere dag zal je toekomstige zelf iets voor jou moeten doen. Het is een wisselwerking. 
  11. Het was nooit de bedoeling dat we 40 uur per week betaald zouden werken en daar bovenop nog eens 35 uur per week onbetaald. Je CEO denkt dat hij/zij rechtmatig meer verdient omdat hij/zij zo hard werkt, maar jij werkt minstens even hard. Alleen is bijna de helft van je uren onbetaald en telt het niet als ‘werk’. Maar we zijn het er toch hopelijk over eens afwassen, wassen, opruimen, poetsen enz. geen hobby’s zijn.
  12. Je mag rusten voor alles klaar is. Het is overigens nooit klaar, dus je kan niet anders. 
  13. Vervang ‘ik zal wel slapen als ik dood ben’ door ‘ik zal wel opruimen als ik dood ben’. Lifesaver. 

Zootje van zes

Het mooiste jongetje van de wereld staat vrolijk te kletsen met zijn vriendjes in de rij. Hij toont aan de juf dat hij zijn losse melktandjes zelf heeft uitgetrokken. Ze lacht en aait over zijn bol. Hij praat vrolijk verder met zijn klasgenootjes. Hij heeft immers altijd wel iets te vertellen, mijn zootje van zes. ’s Morgens wanneer hij wakker wordt, begint hij eerst te babbelen en opent daarna pas zijn ogen. Hij is altijd vrolijk, mijn bijnalagereschoolkind, met zijn korte broek, zijn eeuwige glimlach en het kleuterboekentasje dat ooit met hem op stap leek te gaan, maar elk jaar een beetje kleiner leek te worden. Er is nooit een reden om niet te lachen. Het leven is licht en leuk. En als je iemand anders ziet huilen, trek je toch gewoon een gekke bek om hen op te beuren? Elke ochtend kijk ik wat langer naar hem. Het zijn de laatste weken. Straks is hij geen kleuter meer. Ik zie aan alles dat hij er klaar voor is. Hij wel. Maar ben ik dat ook?

Brieven aan mama #2 – De allereerste schooldag

Bij het ontwaken

Gisterenavond heb ik een peuter in bed gelegd. Vanmorgen werd ze wakker als een kleuter. Mijn kleine meisje is groot geworden. Vandaag is ze voor het eerst naar school gegaan. Eén van de eerste dingen waar ik aan moest denken vanmorgen, is aan het bericht dat ik ongetwijfeld van jou zou hebben gekregen vandaag. Een bericht vol superlatieven en uitroeptekens, stel ik me voor. Ik dacht aan je trotse stem en aan hoe je me zou geruststellen: ‘traantjes zijn normaal de eerste dag’, ‘ze is er aan toe’, … Ik dacht er ook aan dat ik nu niet kan vragen hoe jij mijn allereerste schooldag hebt ervaren.

In de kleuterklas

Het was met een klein hartje vandaag, dat ze binnenliep in de klas. ‘Mama moet bij mij blijven’. ‘Mama moet mee komen spelen’. Ik zei dat dat niet ging, en verlegen maar zonder traantjes ging ze toch mee met de zorgjuf. Ze begon te spelen, maar keek nu en dan achterom om te zien of ik er nog was. Ik weet dat de regel is dat je dan als mama gewoon moet verdwijnen. Maar ik kan dat niet, de grote verdwijntruc. Dus maakte ik de fout van alle mama’s en ging ik haar zeggen dat ik nu naar huis ging. En toen waren ze daar, de dikke tranen: ‘Ik wil mee naar huis!’. Toen heb ik van mijn eigen kleine hartje toch een heel klein steentje moeten maken. Ik heb haar huilend achtergelaten. Maar ik heb er zoveel vertrouwen in dat het wel goedkomt, Martha en de school.
Martha 1ste schooldag

Ze is zo leergierig. Ik probeer zo goed mogelijk op haar eindeloze ‘waarom’-vragen te antwoorden, maar ik kom altijd op een punt dat ik het antwoord gewoon niet weet. Daar neemt ze dan geen vrede mee. Vroeger dacht ik altijd dat jij alles wist. Maar Martha maak je niets wijs. Misschien moet ik net als zij van krommenaas beginnen gebaren en gewoon antwoorden: ‘weet da nie’, wanneer ik geen goesting heb in een examen. Want dat doet ze dus, ‘weet da nie’ antwoorden op vragen waarvan we zeker weten dat ze het antwoord wel weet. Rebels of lui, ook bij haar vader is het nog steeds niet duidelijk welke van de twee het nu precies is.

Het andere 9 november

Vandaag is het natuurlijk ook exact een jaar geleden dat je na negen maanden intensief revalideren terug naar huis kwam. Ik herinner me nog de klop die je kreeg toen die jonge arts zei dat 3 uren logopedie per week nu wel voldoende zou zijn, ‘want we verwachten geen grote verbetering op dat vlak’. Dat was de eerste keer dat iemand ons dat letterlijk zei. Hij had zijn mond voorbijgepraat, zo leek het wel. Dat heeft je een serieuze klop gegeven en optimisme was sinds dat moment niet meer aan de orde. We gaan nooit weten of je besluit op dat moment al vast stond, maar veel uitweg zal je in elk geval niet meer gezien hebben.

Avondrush, next level

Toen ik haar ging halen stipt om 15u30 (hoe doen mensen dat in godsnaam?), liep ze naar me toe: ‘mamaaaaaaaa!‘. ‘Ik vond het leuk’ en ‘ik wil nog eens naar de klas’ waren de eerste reacties. ’s Avonds in haar bedje ging het echter naar ‘ik wil liever thuis blijven’. Ik heb een vermoeden dat het morgenochtend eerder naar het laatste zal doorslaan.

Maar ook voor mij was het spannend. Avondrush, next level. Want nu eet Martha ’s middags boterhammen en kan ik me er ’s avonds niet meer vanaf maken met ‘e stuutje mè koas’. Enter: het weekmenu. Je zou zo trots op me geweest zijn, had je dit nog mogen meemaken. Je oudste dochter, voldoende structuur om (te proberen) met een weekmenu te werken. Kijk, zelfs bijna op zijn Julies aangepakt. (Bijna, want de enige echte Julie zou lijntjes trekken en met kleuren werken en netter schrijven natuurlijk.)

weekmenu

De laatste week

“Voor het hart is het leven simpel. Het slaat zolang het kan.” (Karl Ove Knausgard)

Het is vandaag 1 november. Allerheiligen. Het is exact drie maanden geleden dat we mama begraven hebben. Een beter moment om dit droevige verhaal te vertellen komt er misschien niet.

Tijdens de laatste weken van mama’s leven heb ik veel opgeschreven. Het was een tijd die zo onwerkelijk was dat ik hem wel moest bewaren. Anders zou ik het misschien zelf niet meer geloven. Dit is mijn verhaal van mijn moeder haar laatste week. Het is een waargebeurd verhaal. Het is alleen mijn verhaal. Mijn broer, zus, vader en alle andere mensen om mama heen zouden een ander verhaal vertellen.

DSCF8832

Maandag 20 juli

Ik sta op en weet: dit is de eerste dag van de laatste week. Deze week zal ze sterven. Lang genoeg na de verjaardag van Lore. Na het verlof van de huisarts en voor het verlof van de LEIF-arts. Want zo banaal kan sterven zijn.

Tot op het laatste moment zal ik blijven hopen dat het niet doorgaat. Tot op het laatste moment zal ik mezelf corrigeren en denken: en wat dan? Er is geen alternatief.

Vandaag blijf ik thuis. Ik zou eigenlijk moeten: de was, opruimen, valiezen uitpakken, kleren in kasten leggen, orde in de chaos scheppen. Maar ik ga in bad, met mijn dochter die al anderhalf jaar niet meer in bad wil. Samen spelen we met de piratenboot. Ze vindt het geweldig en ik geniet ervan. Een gestolen momentje met mijn dochter. Ik ga me dit langer herinneren dan een ordelijk huis. Ik kijk naar de klok en realiseer me plots dat ik over tien minuten bij Kind & Gezin moet zijn met Thomas. Dat was net de reden dat we vandaag niet naar Zuienkerke gingen. Ik spring uit bad en we komen nog op tijd.

Dinsdag 21 juli

In de auto op weg naar mijn moeder luister ik naar “weetikveel” op Radio 1 (gepresenteerd door Kobe Ilsen voor wiens stem – het giecheltrutje in mij bekent – ik een decennium geleden mijn wekker zette op zaterdagochtend toen hij nog “Was het nu ’70 ’80 of ’90” presenteerde – dit geheel terzijde). Het gaat over de liefde. En plots, onaangekondigd, de stem van Tom Lanoye. Het citaat dat al weken door mijn hoofd blijft spoken en dat ik woord voor woord mee kan opzeggen.

Nooit heb ik haar, naar mijn gevoel, meer verknochtheid en respect bewezen dan toen we haar eindelijk toelieten te gaan. Een mens staat maar bij één persoon echt in het krijt. Ik heb die lei toen schoongewreven. Misschien kan liefde maar één ding echt. Uit liefde doden.

Van alle mooie dingen die gezegd zijn over de liefde van een kind voor zijn moeder. Van alles wat Lanoye over zijn moeder geschreven heeft in dat dikke boek van hem. Het gaat door merg en been. En dan zit je daar, in de file ter hoogte van Sint-Denijs-Westrem, te huilen achter je stuur. De wereld staat oorverdovend stil.

DSCF8564
Oliebollen. Julie staat op het terras oliebollen te bakken. Reuzels voor mama. Dat wilde ze nog doen voor haar. We eten ons rond. Als iedereen klaar is, zijn er nog oliebollen over. Mama dringt aan. Ik zeg ‘nee nee nee‘, maar ga dan toch overstag. Ik geef nog altijd borstvoeding. Mijn maag is een bodemloze put. Ik wil zeggen: ‘als ik nu toegeef ga je me nooit meer geloven als ik zeg dat ik genoeg heb.’ Ik zeg het niet, want ik word me plots heel erg bewust van het feit dat dit één van onze laatste maaltijden samen is.

De puzzel met zebra’s. Ik staar ernaar maar kan slechts met heel veel moeite een stukje aanleggen. Ik vraag of ze het nog steeds zeker weet. ‘Nee’, zegt ze. En dan na veel moeite: ‘zaterdag’. Ik vraag: ‘wil je niet meer wachten tot zondag, wil je dat het nu voorbij is?’ Ja, zegt ze. Ik begin te wenen en zij ook. Ik zeg: ‘ik zie het niet zitten, ik wil het niet’. ‘Mo ja’ zegt ze. Dat er geen alternatief is. Dat weten we allebei. Dat maakt het niet minder verdrietig.

Frietjes, oliebollen, een kilo truffels, een kilo neuzen, elke dag een doosje mignonetjes en een half pak chocola. Het galgenmaal.

Na een lange autorit, met een beetje file en een accident dat vlak voor mij gebeurd moet zijn, kom ik thuis. Terwijl ik parkeer, komt Mehdi naar buiten met Martha op de arm. ‘Martha ziet mama graag’, zegt ze. Zo mooi om te zien en om te horen. Mijn kindjes, ze zijn veel werk maar ze maken zo veel goed.

Woensdag 22 juli

Martha en ik rapen de nootjes op die prematuur van de notelaar in de tuin van mijn ouders zijn gevallen. Ik leg haar uit dat we ze nog niet kunnen opeten, dat het eerst herfst moet worden en dat we dan heel veel nootjes gaan rapen. ‘Ja’, zegt ze, ‘met mama en opa en oma’. ‘Nee, niet met oma’, zeg ik. ‘Oma zal dan al weg zijn’. Spelenderwijs afscheid nemen.

Haar haren. Ze droeg haar grijzende haren met zoveel trots. Ze vond dat ze mooi grijs werd en ging er prat op dat ze haar haar niet kleurde. Elke dag valt me op dat ze nooit de kans heeft gekregen om hélemaal grijs te worden. Ze is te jong om te sterven.

DSCF8562

Donderdag 23 juli

De afgelopen weken heb ik altijd over en weer gereden. Nu ga ik naar Zuienkerke voor onbepaalde tijd. Ik sluit de voordeur thuis achter me en weet: de volgende keer dat ik thuiskom, is mama er niet meer. Iedereen hoopt nog een beetje dat ze van gedacht zal veranderen. Maar ik denk dat ik mama te goed ken. Als ze aan tafel zegt dat ze te genoeg heeft, heeft ze echt genoeg. Men kan aandringen tot in het oneindige, het enige wat zal gebeuren is dat ze boos wordt omdat ze écht genoeg heeft: ‘dat heb ik toch al gezegd’. Zo vastberaden is ze. Ik kan me moeilijk voorstellen dat het nu anders zal zijn. Maar misschien is iedereen onvoorspelbaar op zo’n cruciaal moment. Ergens hoop ik erop. Maar dan gaat deze hel maandag gewoon door.

Vandaag heeft ze definitief afscheid genomen van haar zus en van de buurvrouw. Dat deed haar heel veel pijn. Ze huilt. De buik vol van het afscheid nemen. Ik vraag lachend: ‘moet ik aan de LEIF-arts vragen of hij vanavond al komt?’ Dat vindt ze niet nodig.

We gaan wandelen in Knokke. In de auto passeren we aan de vuurtoren waar we vroeger naar het vuurwerk gingen kijken. Helemaal ingeduffeld, op autodekens op het strand. Ik zeg tegen mama: ‘we deden toch veel leuke dingen vroeger. Als puber vergeet je dat. En dan word je zelf mama en probeer je je kinderen een leuke kindertijd te geven. En plots herinner je je weer dat je ouders dat ook voor jou hebben gedaan.’ Daar moet ze om glimlachen.

Ik ben blij dat ik haar kan doen glimlachen op de dag dat ze haar zus voor het laatst gezien heeft.

Vrijdag 24 juli

De puzzel met de zebra’s is af. Ze haalt een nieuwe. Eentje van maar 500 stukjes. Nu is het zeker dat ze niet meer van gedacht zal veranderen. Ik zeg het haar. Ze lacht.

Rare sfeer. Allemaal volwassenen onder stress. Eén die gaat sterven, drie die hun moeder gaan verliezen, één zijn vrouw, drie mensen die geen weg weten met het verdriet van hun partners. En ook: de kinderen die als sponsjes mijn stress opslorpen. Ze worden lastiger naarmate ik meer gespannen ben. Ik word kwaad op hen en mijn vader wordt kwaad op mij omdat ik kwaad ben op hen. Het is tijd om ze weg te brengen. Morgen mogen ze naar bomma.

We maken nog een wandeling: mama, papa en ik met Thomas in de draagdoek.
Papa vraagt: ‘gaan we naar links, naar rechts of rechtdoor?’. Ze zegt: ‘ja’ en glimlacht triomfantelijk. ‘Aj half zovele gevroagd, ja nog zovele geweetn’, vul ik aan en ze lacht. We wandelen naar het kapelletje langs het nieuwe fietspad. Ik vraag aan mama of ze misschien toch begint te geloven nu. Ik weet wat ze zal antwoorden. Mijn vader vraagt of ze gelooft dat er een hemel is. Ze knikt van ja. Ik weet dat ze het niet meent en ik zeg: ‘maar ik denk niet dat je daar binnen mag.’ Daar moet ze mee lachen.

Mijn vader zegt: ‘een hel is er waarschijnlijk niet, want die heb je al beleefd de afgelopen maanden’.

Ik ga ook wandelen met één van mijn beste vriendinnen die op bevallen staat. Het contrast kan niet groter zijn. Zij vol van nieuw leven. Ik vol van afscheid nemen. Ik trek me eraan op. Iets moois om naar uit te kijken.

Zo onwerkelijk. Knuffelen en weten dat dit overmorgen niet meer kan. Denken aan zondagavond en er buikpijn van krijgen.

DSCF8825

Zaterdag 25 juli

Ze zijn weg, mijn kindjes zijn weg. Mama zal hen niet meer zien. De volgende keer dat ik hen zie, zal mama er niet meer zijn. Dit was het op één na droevigste moment van mijn leven. (Het droevigste komt er morgen.). Martha die vrolijk babbelend nog een kusje en een knuffel aan oma geeft. Thomas slapend in de maxi cosi gezet. Alle volwassenen die naar elkaar kijken en beseffen hoe verschrikkelijk gruwelijk triestig dit moment is, en die kindjes nietsvermoedend. Niet te bevatten gewoon.

Mama begint natuurlijk te huilen en ik huil mee. Ze zal haar twee kleinkinderen niet meer terugzien. Martha, op wie ze zo dol was en Thomas, haar enige kleinzoon.

Gisterenavond stak ze twee vingers in de lucht. Bijna blij, maar toch ook niet, dat het nog maar twee dagen moet duren. Deze pijn, dit verdriet.

Julie zegt: ‘het is goed dat euthanasie bestaat, maar het is echt de hel om te moeten meemaken.’ Iedereen die nog afscheid komt nemen en totaal niet het gevoel hebben dat je klaar bent met het leven.

DSCF8802

Morgen is het zover. Zo onwezenlijk. Zo onwerkelijk. Gruwelijk. Droevig, triestig, verdrietig, wreed, hard, misselijkmakend, afgrijselijk. Er zijn duizenden woorden en toch voldoet geen enkel woord om weer te geven wat ik voel.

We zijn hier nu bijna allemaal. Mama slaapt in haar zetel. Papa ligt in de lange zetel. Mattias, Natasja, Julie en An zitten in de veranda. Ik zit in de living te schrijven als gek. Schrijven, schrijven, schrijven. Het is mijn manier om ermee om te gaan.

De laatste wandeling. We zijn vanavond nog met zijn allen gaan wandelen. Het was een triestige processie door Zuienkerke dorp. We praatten. Mama zat er maar bij, in haar rolstoel. Ze is al heel lang afwezig. Op sterven na dood.

Het laatste avondmaal. We maken vol-au-vent. Ik vraag aan mama hoeveel boter ik moet gebruiken en weet dat het de laatste keer is dat ik dat kan doen. Julie wast voor de laatste keer haar haar.

Laatste, ik ben dat woord zo beu als iets.

Ik heb haar net bedankt voor alles. Ze klopt op haar hart. Haar hart dat morgen deze tijd al gestopt zal zijn met kloppen. ‘Wij ook bedankt voor alles?’, vraag ik. Ze zegt ja.

Ik weet dat het de laatste keer is dat ik haar kan knuffelen. Toch ben ik moe en wil ik gaan slapen. ‘Je kan niet blijven afscheid nemen’, zeg ik. Ze knikt en zegt: ‘allee, how’. Ga slapen, vertrek, confronteer me niet langer met dit verdriet.

Ik vraag haar wat ze morgen gaat doen, ze wijst naar haar puzzel. ‘En als hij af is’, vraag ik, ‘nog een nieuwe uithalen?’. Ze haalt haar schouders op.

Mijn spieren doen pijn van de stress.
Ik kan het niet bevatten. Dat het morgen deze tijd al voorbij zal zijn.

Ik wens het mijn ergste vijand niet toe om mij, om ons te moeten zijn nu, op dit moment.

Het is een hel, een nachtmerrie.

Zondag 26 juli

Zondagmorgen. Ik word wakker uit een diepe kinderloze slaap. Heel even stel ik me voor dat ik naar beneden zal gaan en dat mama al druk in de weer is met haar keukenkasten opruimen, of werken aan haar bureau. Maar dan weet ik dat het niet zo is. Aan deze realiteit valt niet te ontsnappen. Mijn maag doet pijn. Al mijn spieren ook. Vandaag is mama haar sterfdag. Ik begin te huilen. Mehdi wordt wakker van mijn gesnik. Hij vraagt niet wat er is en neemt me gewoon vast. Ook dat doet me voelen: het is echt, het gaat echt gebeuren, vandaag. Mijn verdriet is groter dan mij. Het drukt me neer.

Ik probeer het me voor te stellen, hoe het zal zijn. Als straks de dokters de oprit komen opgereden, als straks mama heel langzaam naar haar kamer stapt en wij ook. Als ze op het bed gaat liggen om nooit meer op te staan. Als ze de laatste keer haar ogen sluit, als wat later de begrafenisondernemer komt om haar te halen. Het lukt me niet. Ik stel me het voor, maar geloof het niet.

’s Middags eet ze vrijwel niets. Ze heeft geen energie meer nodig. Nooit meer.

DSCF8844

De zachte dood. Gruwelijk.
Foto’s van de laatste dag.
Haar puzzel is af. ‘Wat ga je nu nog drie uur doen’, vraag ik. ‘Sloapn’, zegt ze.
Julie zegt dat ze dat belachelijk vindt. Ik zeg dat ze straks tot in de eeuwigheid mag slapen.

Knuffelen met haar drie kinderen. Huilen tot ze stop zegt.

Trager ging de tijd nooit eerder, sneller ook niet.

De dokter komt. We praten nog wat. Er is niet meer veel te zeggen.

Ik begin te huilen. Ze troost me met haar blik. Ik denk: ‘Wat zit je me te troosten? Straks moet ik het alleen doen.’

In een laatste stuiptrekking om het onnoemelijke uit te stellen vraag ik of ze nog cola wil. Ik vind het belachelijk van mezelf.

Ze staat op. ‘Let’s get it over with’, straalt ze uit. Zo vastberaden. Ze neemt afscheid van de schoonkinderen en knuffelt ons nog een laatste keer. Te kort, maar dat zou het altijd zijn. En dan stapt ze naar haar kamer. Ze gaat liggen op haar bed. Julie helpt nog om haar schoenen uit te doen. We zitten samen op haar bed terwijl ze in slaap valt. En niet meer wakker wordt. De LEIF-arts voelt haar pols en knikt zachtjes om ons te laten weten: het is voorbij.

Zo eenvoudig is sterven.

 

 

 

 

(Ik heb lang getwijfeld of ik dit wel moest vertellen. Persoonlijker dan dit wordt het niet. Als je mijn verhaal gelezen hebt en niet zeker weet of je hier wel of niet op moet reageren, weet dan dat elke reactie welkom is. Ook drie maand na het overlijden van mama doet elk bemoedigend woord nog deugd. Reageer je liever niet en plein public, dan kan je ook hier een persoonlijke reactie achterlaten.)

Brieven aan mijn mama. Hoe is het met klein liefje en klein knaapje?

Ik ben nog volop bezig met aanvaarden dat dood voor altijd is. Ik ben daar nog lang niet. Ongeveer om de minuut is er iets wat ik aan mijn mama wil vertellen. Dat kan niet meer. Ik vertel het daarom maar hier, op de blog die oorspronkelijk alleen mama las. Misschien dat de rest van de wereld het gat kan proberen te vullen dat mama gelaten heeft.

(Nee, dat kunnen jullie niet, maar dan vergeet ik deze dingen toch tenminste zelf al niet.)

Patatjes

Thomas weent weer veel en hard ’s avonds en ’s nachts. Tandjes, denk ik. Ik hoop dat het er vier ineens zijn. Hij is met niets te troosten. Hij wil zijn tut niet, hij wil niet liggen, niet zitten, niet vastgepakt worden, niet alleen zijn. We zijn soms ten einde raad. Gemakkelijk is hij niet, die babyzoon van ons. Maar als hij lacht, is het even wereldvrede. En hij lacht vaak! Overal waar hij komt, charmeert hij de boel plat met zijn helderblauwe kijkers en die stralende glimlach. Als ik hem dan oppak om hem te knuffelen en zoentjes te geven, giechelt hij. Is er een schoner geluid dan het gegiechel van een baby?

Ik denk wel eens: “Waarom kan nu eens niets gemakkelijk gaan bij jou, Thomas?” Maar dan gaat iets wat heel veel moeite kost plots net heel vlot. Neem nu zijn patatjes. Het is een maand oefenen geweest. Hij moest niet van die lepel weten. Dus ging het van patat-tut-patat-tut-kokhals-overgeef-patat-tut. Tot hij plots met grote ogen naar zijn lepel keek en zijn mond wijd opensperde. En nu eet hij aan een tempo dat ik amper kan bijhouden.

Elke keer dat ik Thomas patatjes geef, moet ik aan je denken. Van jou moest ik Martha op mijn schoot nemen, zodat ik haar handjes kon vasthouden. Zo deed jij dat.
DSCF3828
Maar Thomas kan ik gewoon in zijn wipper eten geven, en sinds vorige week ook in de Ikea-stoel. Hij blijft met zijn handen van zijn lepel weg. He sure likes his potatoes.

Dit is een foto van Thomas na zijn wortelpuree. Alles in het mondje, niets ernaast.

Thomas patat

 

Schoolgaande jeugd

Martha ging dinsdag voor het eerst oefenen op school. “Hoe heet de juf, Martha?”, vraag ik om de vijf minuten. Ik hoor het haar zo graag zeggen: “juf kubimana noemt die”. “Ik ga da vertellen in mijn crèche, tegen Anaïne”. Ze heeft zowat alle speelhoekjes van de klas uitgeprobeerd, en toen ik zei dat het tijd was om naar huis te gaan, klonk het: “ik wil nie naar huis, ik wil hier blijben.” En de rest van de dag: “Ik wil nog eens naar school gaan, ik vind het leuk in de klas”.

Ze is er ook echt aan toe. Klaar voor wat uitdaging. Ik moet natuurlijk denken aan het grijsgedraaide verhaal van hoe ik in de vakantie voor de eerste kleuterklas plots verdwenen was. Ik was met mijn fietsje naar school vertrokken. Wat vertelde je dat graag, wat heb ik met mijn ogen gedraaid toen je het weer eens vertelde en wat zou ik er veel voor geven om het nog eens uit jouw mond te mogen horen. We gaan Martha volgende week in de gaten moeten houden of ze is ook met haar fietsje weg naar school.

Een nieuw begin betekent natuurlijk ook een einde. Gisteren was het de laatste dag in de crèche. Nu heeft ze in bijna 2,5 jaar tijd niet één keer gehuild bij het afzetten ’s ochtends. Behalve gisteren. Je houdt het niet voor mogelijk. Ze zal waarschijnlijk in de war zijn geweest, omdat ik even mee binnenkwam en toen alsnog verdween.
martha creche

Potty training

Weet je waar je niets mee kan beginnen als je kinderen hebt? Principes.

We hadden zoveel regeltjes thuis. Ik dacht dat het zo gemakkelijk ging zijn om die regeltjes over te nemen. Maar dat is het niet. Ik heb zowat al mijn principes al laten varen.

Niet eten in de auto. Tot dat de enige plaats blijkt te zijn waar Martha een volledige boterham inclusief korstjes oppeuzelt, zonder te zeuren om “nog een kaasje” of “nog vleesbrood”.
Niet naar Studio Honderd kijken. Tot het alternatief de teletubbies is, of uren durende filmpjes van mensen die kindersurprises openen.
Niet belonen met eten. Tot ze twee weken voor ze met school start stiekem zindelijk is, maar thuis op het potje weigert te gaan.

Jullie moesten altijd lachen met het verhaal van mijn potty training. Ik kreeg elke keer een paaseitje wanneer ik een plasje deed. Dus ging ik om de tien minuten op het potje zitten om er enkele druppeltjes uit te persen: “mag ik een paaseitje”. Jullie moesten daarmee lachen: ‘Sofietje toch’. Ik ook: ‘mama en papa toch’. Ik zou dat slimmer aanpakken, die hele potty training. Niet belonen met eten. En ook niet trainen. Maar nu is al enkele weken duidelijk dat Martha zindelijk is. In de crèche loopt ze de hele dag zonder pamper en ze heeft slechts nu en dan een ongelukje. Maar thuis weigerde ze resoluut om haar pamper uit te doen.

Dus heb ik haar omgekocht met koekjes.
Dag principe! Ik geef je door aan een andere naïeveling die nog geen kinderen heeft.

Het werkt, overigens. Martha is pamperloos (behalve voor number 2 en ’s nachts, natuurlijk).

En ze praat, ze praat. Het is niet te geloven wat er zoal uit dat mondje komt.
Maar daar schrijf ik binnenkort nog eens over.

Je houdt het niet voor mogelijk – Katrine Marçal

Bron: De Geus

Bron: De Geus

Ik weet niet van jullie, maar ik heb de laatste dagen een beetje een aha-erlebnis bij het lezen van alle interviews met Katrine Marçal. Enkele weken geleden kwam ik in de Groene Waterman en maakte Iris me warm voor dit boek dat binnenkort bij De Geus zou verschijnen. Ik heb het gekocht van zodra het uitkwam en heb het nu uit. Ik heb geen kaas gegeten van economie. Het weinige dat ik van economie weet, heb ik van mijn echtgenoot die TEW-er is, Rutger Bregman en nu Katrine Marçal. Maar nu ik haar gelezen heb, begrijp ik wat ik al veel langer aanvoelde. Dát is het probleem met de economie van vandaag.

Zelf verdien ik elk jaar dat ik werk minder en minder, toch werk ik steeds harder. Hoe kan dat eigenlijk? In mijn geval heeft het er natuurlijk alles mee te maken dat ik de afgelopen jaren ploetermoeder en sandwichvrouw tegelijk ben geworden. Dat heeft me veel gekost aan loopbaanmogelijkheden én aan harde duiten. Over mijn pensioen wil ik nog niet eens te veel nadenken.

Ik zoek bevestiging voor mijn wereldbeeld door verhalen te sprokkelen bij mensen die ik tegenkom, en telkens weer stel ik vast: de belangrijkste jobs worden door vrijwilligers gedaan. Zorg voor kinderen, zorg voor ouderen, engagementen in verenigingen die de samenleving versterken. Iedereen doet het bovenop de job waarmee hij het zout op zijn patatten verdient. Of in de plaats van. Ik sprak met een mevrouw die als vrijwilliger in het consultatiebureau van Kind & Gezin zat. Na een carrière van 24 jaar heeft ze een tijdje op ziekte gezeten. Nu moet ze vrijwilligerswerk doen om te zien wat voor werk ze zou aankunnen. Dus doet ze de weeg bij K&G, en gaat ze helpen in het bejaardentehuis met het rondbrengen van de maaltijden. Onbezoldigd.

Vrijwilligerswerk is belangrijk in de maatschappij, maar waarom moet dat soort van werk vrijwilligerswerk zijn? Waarom kan je als bankdirecteur poen scheppen, terwijl de mensen die het echt onmisbare werk doen dat uit menslievendheid moeten doen? Op die vraag geeft Katrine Marçal dus het antwoord. Omdat er iets grondig fout zit met hoe we naar de wereld kijken. De hele maatschappij werd herleid tot economie. Maar de helft van het verhaal blijft onverteld. Alle zorgtaken die traditioneel door vrouwen worden gedaan, worden buiten beschouwing gelaten. Wat de helft van de mensen elke dag doet, is economisch niet relevant.

En dat het tijd is om daar verandering in te brengen! Daar valt volgens mij weinig tegenin te brengen.

Meer tijd en geluk. Daar ga ik voor op de barricaden staan. Wie doet mee?
http://www.femma.be/nl/sluitjeaan

Ik wil het allemaal! (en dat is heus niet zo veel)

Sofinesse scheef vorige week weer een hartenkreet. Ik begrijp haar. Volkomen. Dat ze niet zomaar minder kan gaan werken maar zich daar ook niet altijd goed bij voelt bijvoorbeeld. Dat ze er wil zijn voor haar zonen, maar ook niet alleen mama wil zijn. Ik begrijp ook de vele reacties van mensen. Het is altijd makkelijker om een ander zijn problemen op te lossen dan je eigen problemen. Maar mensen zijn soms heel hard in hun oordeel. Dat begrijp ik dan weer niet. Mild zijn voor elkaar, daar schreef ik al over. En ook Lilith pleit voor een mildere herfst.

Ik heb er zelf ook een beetje ervaring mee. Ge kunt niet geloven wat voor bagger ik over me heen kreeg toen dit portret verscheen. “Die wijven moeten eens stoppen met zagen”, is er één die is bijgebleven. Het heeft me niet gekwetst, maar ik vraag me wel af welke soort mens je moet zijn om zoiets te zeggen tegen iemand die zich kwetsbaar opstelt. Ik heb er dan nog voor gekozen om door Hart Boven Hard geportretteerd te worden. Sofinesse gebruikt haar eigen blog en daar doe je toch vooral gewoon wat je zelf wil.

Eén dingetje dat me in het bijzonder is bijgebleven van de #femmablogschool en dat ik gisteren niet vermeld heb, is deze uitspraak van mama van vijf: “Het kostbaarste dat ik heb is tijd. Ik kies zelf wie of wat mijn tijd waard is. Als die mensen tijd hebben om bagger over mij heen te gooien, dan is dat hun probleem, niet het mijne.” Een wijze les van een ervaren mama en blogster. Eentje om te onthouden.

Combineren, combineren, wie zijn best doet, zal het leren

Maar ik heb wel nog een bedenking bij de post van Sofinesse. Ze zegt zelf dat ze van niemand een oplossing verwacht en dat is haar volste recht, maar daar ben ik het zelf niet helemaal mee eens. Kijk, ik heb het nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik veel voel voor het combinatiedossier van Femma. Nu zit ik ook nog in de Raad van Bestuur van Femma en is het helemaal officieel: ik ben vóór de dertigurenweek, verplicht vaderschapsverlof en betere mantelzorgverloven. Voilà.

Die voorstellen zijn de broodnodige actualisering die de samenleving nodig heeft. Het kostwinnersmodel werkt niet. Punt. Er moet naast tijd om te werken ook tijd zijn om te zorgen. We mogen als maatschappij een gezond respect hebben voor mensen die zorg nodig hebben. Of het nu onze ouders zijn die ook voor ons gezorgd hebben, of het zijn kinderen die met een veilige hechting een goede start in het leven krijgen. En we mogen ook wel verwachten dat iedereen die zorgt niet zichzelf voorbij holt. Zoals ik de laatste maanden heb gedaan. Zoals ik zoveel mensen om me heen zie doen.

Misschien moeten we om te beginnen al eens ophouden met onszelf voor te houden dat we “het niet allemaal kunnen hebben. Allemaal, dat is immers niet zoveel. Dat is: een beetje werken, een beetje zorgen, een beetje tijd kunnen maken voor jezelf. Dan heb ik dus niet eens over dure hobby’s of verre reizen. Want daar hoor ik de ploetermoeders, sandwichvrouwen of mensen op het randje van een burn-out dus nooit over.

Dus ik durf te zeggen: ik wil het wel allemaal en dat is heus niet zo veel. Dit wijf gaat alvast niet stoppen met zagen voor het zover is.

Tijd & Geluk op de #femmablogschool

blogschool

Dit najaar kreeg ik tijd om voor mezelf te zorgen. Het is pas wanneer je durft toegeven dat je die tijd nodig hebt, dat je voelt hóe nodig het eigenlijk was. Rusten, zei de dokter. Rusten deed ik. Door te slapen overdag, nu en dan niets te doen (blijft moeilijk) en te bewegen. Daarover schrijf ik nog wel eens.

Maar het werd ook tijd om mijn energiereserves een boost te geven door bezig te zijn met wat ik echt graag doe, nl. schrijven en bloggen. Ik heb me daarom ingeschreven voor de #femmablogschool. Ik heb een verhaal te vertellen. “Momenteel is het bloggen of in therapie gaan”, zoals Joke het zo mooi zei. Maar het is me niet zo duidelijk welke richting ik uit wil met mijn blog. Ik deed mezelf een weekend cadeau om daar eens goed over na te denken en van gedachten te wisselen met enkele van de vele fijne mensen die de blogosfeer rijk is.

De blogschool richt zich voornamelijk op DIY-bloggers of zo wordt het toch gecommuniceerd. Ik was niet zeker of ik daar met mijn twee linkerhanden en chaotische hoofd op mijn plaats zou zitten. Maar ik kon het toch niet laten. Mijn blog to the next level tillen, andere bloggers ontmoeten en even tijd voor mezelf nemen terwijl mijn man het ploeteren voor zijn rekening neemt. En wat ben ik blij dat ik het toch gedaan heb. Ik heb mijn rugzakje vol inspiratie, energie en leuke tips geladen om verder aan de slag te gaan.

3 dingen die ik geleerd heb op de #femmablogschool

1. Call to action.
Ik krijg steeds meer reacties op mijn blogs, maar eigenlijk vind ik het jammer dat heel veel mensen niet reageren. Ook mensen die me in real life tegenkomen durven niet altijd toe te geven dat ze mijn verhaal volgen. “Waarom vraag je het hen dan niet”, vroeg Liesje. Inderdaad, waarom? Dus, lieve mensen, laat mij gerust weten dat je hier komt lezen. Ik ben benieuwd wat je ervan vindt.

2. Blogland is een positief land.
Mijn eigen verhaal is niet altijd een happy happy joy joy verhaal. Maar ik krijg zoveel warmte van mijn medebloggers. Dat schreef ik al eerder. Bloggers zijn warme, lieve en mooie mensen.

3. Er is veel talent in ons klein landje.
Maar echt. Heel veel talent.

Live it. Blog it. Share it.

Mocht je nog twijfelen om mee te gaan op de #femmablogschool kan ik het zeker aanraden. Zelfs als je echt geen DIY-er bent. Het is gewoon heel leuk. Een weekend lang geïnspireerd worden, fijne mensen leren kennen, gezichten achter de blog ontmoeten, ontdekken dat veel mensen een verhaal te vertellen hebben.

En de belangrijkste conclusie: eigenlijk moet ik dat meer doen. Een weekendje weg. Sofie zijn en niet alleen mama. Toen M. nog een baby was en ik nog op mijn felroze wolk zat, vond ik het ondenkbaar dat ik hier ooit nood aan zou hebben. Nu besef ik dat mijn kinderen er alleen maar baat bij kunnen hebben als ik straks opgeladen en geïnspireerd weer thuiskom.

3 belangrijke levenslessen die ik geleerd heb

Het leven heeft me de laatste tijd veel geleerd. Ik haal er drie lessen uit die ik met jullie wil delen. Ik schrijf wel dat het dingen zijn die ik geleerd heb, maar de waarheid is dat ik ze nog volop aan het leren ben.

1. Maak je niet te veel zorgen
PlansIk maak me altijd te veel zorgen. En wat zie je dan? De dingen waarover je je zorgen maakte gebeuren niet. De dingen waar je geen benul van hebt gebeuren wel. Zo wist ik niet dat melktandjes zo gemakkelijk loskomen en dat 1 op 6 Belgen getroffen wordt door een beroerte. Maar ik heb wel het geluk gehad om twee keer heel snel zwanger te worden en twee heel gezonde mooie kinderen te krijgen. Ik ben daar dankbaar voor.

Ik heb minstens 50 dingen om dankbaar voor te zijn. Ik heb hier en daar wat pech gehad, maar het heeft geen zin om mezelf te laten verlammen door angst voor alles wat nog zou kunnen gebeuren. Als slechte dingen moeten gebeuren, gebeuren ze toch. Het beste wat je kan doen, is geloven dat ze niet zullen gebeuren.

Ik probeer me minder zorgen te maken, want veel dingen lossen zichzelf uiteindelijk wel op.

2. Wees mild voor anderen
be kind

Ik vind van mezelf dat ik vroeger nogal snel een oordeel klaar had. Nu heb ik aanvaard dat ik niet altijd kan weten waarom iemand zus of zo in elkaar zit. Ik ben opener. Ik probeer andere mensen te nemen zoals ze zijn. Ik probeer niet te oordelen als ze keuzes maken die ik niet zou maken. Ik probeer altijd het grotere geheel te zien.

Empathie kost geen geld, alleen een beetje moeite. Ik probeer empathisch te zijn voor anderen. Ik probeer te luisteren. Ik zal niet beweren dat het altijd lukt, maar proberen is al het halve werk.

3. Wees mild voor jezelf

De beste raad die ik van iedereen heb gekregen de afgelopen maanden is deze: wees niet te streng voor jezelf. Het is tevens de moeilijkste.

Ik vind dat ik al niet zo streng ben als andere moeders om me heen. Ik ruim niet altijd al het speelgoed op. Ik maak de puzzels niet elke avond opnieuw om zeker te zijn dat er geen stukjes verloren gaan. Ik laat de keuken ’s avonds vaak overhoop staan, omdat mijn pijp uit is. Ik stofzuig maximum één keer per week, ook wanneer Kind 1 cornflakes eet. Ik maak niet elke dag vers eten klaar. Soms knuffel ik mijn kindjes liever dan de was te plooien. Ik ben niet altijd consequent in mijn opvoeding.

Maar toch ben ook ik nog veel te streng voor mezelf. Ik wil mijn beide kinderen heel veel aandacht geven. Ik wil sterk zijn en er staan voor hen, ook al ben ik oververmoeid. Ik kan moeilijk nee zeggen.

Loslaten, we moeten het allemaal leren. Loslaten en mild zijn voor onszelf.
Toen ik dit filmpje zag, moest ik slikken. Watch and learn.

Loslaten is levenslang leren. Een blogpost met een droomsequentie …

Droom

We staan aan de rand van een groot zwembad. Er is een feest. In de ene helft is een watervoetbalmatch bezig. De Echtgenoot is ernaar aan het kijken maar vooral aan het kletsen, lachen en drinken met vrienden. Ik sta aan de andere (lege) helft van het zwembad naar M. te kijken die in het water aan het spelen is. Een fractie van een seconde kijk ik naar de Echtgenoot en dan terug naar het zwembad. M. is verdwenen. Een meisje roept: M., M. is weg! We zien haar naar de bodem zakken. Wel zes mensen springen in het water. Ik spring ook, althans dat denk ik, maar als ik mijn ogen opendoe blijkt dat ik nog altijd geblokkeerd langs de kant sta. Ik sta te roepen en te huilen, ik denk dat ze al dood is. M. wordt uit het water gehaald. Ze leeft nog. Ik voel me de slechtste moeder ter wereld. Mensen kijken me boos aan en zeggen me: wat een idee ook, dat kind kan toch nog niet zwemmen. Alsof mijn schuldgevoel nog niet groot genoeg is. De Echtgenoot verwijt zichzelf niets. Andere mensen verwijten de Echtgenoot niets.

Ik word wakker. Oef, het was maar een droom. Maar wel een droom die me griezelig veel vertelt over de verpletterende verantwoordelijkheid die ik mezelf aanpraat als het mijn kinderen aangaat.

Het zevenkoppige monster genaamd schuldgevoel

‘Ge zijt zo katholiek soms’ of ‘ge zijt zo West-Vlaams soms’, zegt de Echtgenoot vaak. Ik denk dan: ‘Nee, ik ben gewoon een Moeder’. Want wat hij bedoelt is: ‘gij met uw schuldgevoel altijd’. Het is een zevenkoppig monster. Het zit in mijn hoofd en ik kan het niet bedwingen.

Ik voel me: Constant. Schuldig. De hele tijd. Het houdt niet op.
Ik voel me schuldig tegenover de kinderen omdat ze niet genoeg bij mij zijn.
Ik voel me schuldig tegenover de kinderen omdat ik hen niet genoeg aandacht geef als ze wel bij mij zijn.
Ik voel me schuldig tegenover het ene kind wanneer ik het andere aandacht geef, en je hoort me al komen, ook omgekeerd.
Ik voel me schuldig tegenover Kind 1 wanneer ze Kind 2 bij ons in bed ziet liggen.
Ik voel me schuldig tegenover Kind 2 wanneer ik ’s avonds zoveel werk heb aan zijn zus dat hij zichzelf maar wat moet bezighouden.
Ik voel me schuldig wanneer ik mijn kinderen in de crèche afzet waar er te veel kinderen voor te weinig personeel zijn.
Ik voel me schuldig wanneer ik Kind 1 brood geef van een dag oud. Of wanneer ik haar weer maar eens fish sticks geef, omdat ze dan tenminste íets eet.

Zo kan ik nog wel even doorgaan, maar you catch my drift.

Verpletterend verantwoordelijkheidsgevoel

Ik voel me voortdurend schuldig, omdat ik me ook zo vreselijk verantwoordelijk voor hen voel. Ik voel me eindverantwoordelijke voor hun fysieke, mentale, intellectuele en emotionele ontwikkeling.

Ik ben geen perfectionist, nooit geweest. Behalve als moeder. Voor mijn kinderen is perfect nog niet goed genoeg. Ik stel mezelf constant in vraag. Ik vraag me voortdurend af of ik het wel goed genoeg doe. Dit zijn maar enkele vragen waar ik elke dag tegenaan loop.

Hoe leer ik hen zelfvertrouwen zonder dat ze denken dat ze al slim zijn en dat de rest vanzelf komt?
Hoe leer ik hen voorzichtig zijn zonder angstig te worden?
Hoe leer ik hen vertrouwen te hebben in de mensen zonder naïef te zijn?
Hoe leer ik hen behulpzaam te zijn zonder dat ze over zich heen laten lopen?
Hoe leer ik hen dat mama onvoorwaardelijk van hen houdt en er altijd zal zijn, zonder dat ik mezelf verlies, alleen nog mama ben en niet meer Sofie?

Ik moet leren loslaten

Ik denk dat dat allemaal op mijn schouders rust. Maar dat doet het niet.

Ik moet leren dat ik maar één van de invloeden op hun leven ben.
Ik moet leren dat hun emotionele ontwikkeling niet staat of valt met één woord dat ik zeg of een gebaar dat ik stel.
Ik moet leren dat hun zelfvertrouwen niet afhangt van mijn reactie op die ene tekening of uitspraak.
Ik moet leren dat ze niet elk moment van de dag blij moeten zijn om gelukkige mensen te worden.

Ik moet de lat voor mezelf niet hoger leggen dan voor anderen.
Ik moet leren dat ik ook een goede moeder kan zijn zonder perfect te zijn.
Ik moet leren dat goed genoeg echt goed genoeg is.

Ik moet leren loslaten.

Ik. Moet. Leren. Loslaten.

It takes a village to raise a child. Ik moet niet dat hele dorp willen zijn.